Recent is er opnieuw behoorlijk wat beroering ontstaan rond de “contingentering”.
Op 15/11/2013 refereerde “Artsenkrant” naar een artikel van “Le Soir” waarin gesteld werd dat er in het jaar 2017 1.632 artsen “op overschot” zullen afstuderen: ongeveer 500 in Vlaanderen en ongeveer 1.100 in Franstalig België, volgens gegevens van het Jaarverslag 2012 van de Planningscommissie medisch aanbod.
Uit nadere analyse van dit verslag blijkt dat deze cijfers dienen genuanceerd te worden. Inderdaad in tabel 15 (blz. 41) van dit jaarverslag wordt “het in de toekomst geprojecteerd cumulatief verschil voor de Vlaamse Gemeenschap” voor het jaar 2017 geraamd op een teveel van slechts 237 artsen, wat beduidend minder is dan de 500 vermeld in “Le Soir” en aldus overgenomen door “Artsenkrant”.
Het cijferverschil kan verklaard worden als volgt: het jaarverslag neemt (terecht) de volledige periode (2004 – 2017) sinds de invoering van de verplichte contingentering in rekening, terwijl de cijfers van “Le Soir” alleen betrekking hebben op de periode (2014 – 2017). “Le Soir” gaat uit van het verschil tussen het aantal diploma's, zoals voorzien in de contingentering, en het aantal studenten dat in 2013 een masteropleiding voor arts volgt aan de Belgische universiteiten. Tijdens de periode (2004 – 2009) werd er in de Vlaamse Gemeenschap geen overschot maar een tekort van 315 artsendiploma's t.o.v. van de contingenteringscijfers vastgesteld; vandaar het cumulatief teveel van slechts 237 in 2017.
Tabel 17 (blz. 42) van genoemd jaarverslag berekent “het in de toekomst geprojecteerd cumulatief verschil voor de Franse Gemeenschap” voor de periode 2004 - 2017 op een teveel van 1.006 artsen. De Franse Gemeenschap heeft namelijk, zoals goed bekend, reeds vanaf 2004 een teveel aan artsendiploma's afgeleverd.
Ik laat in het midden of “Le Soir” al dan niet gewild een verkeerde voorstelling van zaken heeft gebracht. Alleszins is het verschil: 769 meer artsendiploma’s aan Franstalige zijde wel bijzonder groot.
De Franse Gemeenschap staat dan ook, zoals herhaaldelijk door het VGV voorspeld (zie Periodiek april 2011, oktober 2011 en januari 2013), voor een nagenoeg onoplosbaar probleem indien de adviseurs van minister Onkelinx hun voornemen om dit overschot weg te werken tegen 2018 willen realiseren.
Daarop is, zoals kon verwacht worden, minister Onkelinx in actie getreden. In een recente Senaatsvergadering stelde zij letterlijk dat “alle gediplomeerde artsen wel degelijk een RIZIV-nummer kunnen krijgen en dat beperkingen op het aantal toegekende RIZIV-nummers alleen van kracht blijven voor specialismen” m.a.w. de minister stelde eigenmachtig de wetgeving nopens de contingentering gedeeltelijk buiten werking.
Op de ministerraad van 6 december 2013 stelde zij aan de ministerraad voor om vanaf 2020 de beperking van het aantal artsen in de disciplines waar een tekort bestaat (huisartsen, jeugd- en kinderpsychiaters, urgentieartsen, geriaters) op te heffen (DS 6/12/2013).
De reactie langs Vlaamse zijde was zoals te verwachten over de ganse lijn negatief.
De Leuvense decaan geneeskunde Prof. Jan Goffin is sceptisch en vermoedt dat het de bedoeling is het Franstalig overaanbod toch in de ziekteverzekering binnen te loodsen. In een persmededeling van 11/12/13 verzetten alle decanen geneeskunde van de Vlaamse universiteiten zich tegen de afschaffing van de contingentering van het aantal huisartsen en specialisten kinder- en jeugdpsychiatrie, spoedgeneeskunde en geriatrie. Er moet eerder een oplossing gezocht worden voor de “overproductie” aan artsen in het Franstalig deel van het land, zeggen de decanen. Het Franstalig probleem van overtallige studenten moet niet door de Vlaamse universiteiten worden bijgestuurd noch gecompenseerd (DS 12/12/13).
Dezelfde mening wordt ook gedeeld door Dr. Marc Moens (artsenvakbond BVAS), die er tevens op wijst dat eventuele tekorten dienen aangepakt te worden door de betrokken specialismen meer aantrekkelijk te maken. Het BVAS bij monde van David Desmet in Artsenkrant van 10/12/13 is van mening dat het ontwerp van minister Onkelinx er gekomen is zonder reëel overleg met de betrokken partijen. De Planningscommissie heeft ook in dit dossier slechts op het allerlaatste ogenblik in haar zitting van 12 november ll. een ontwerp van tekst ontvangen, waarover onmiddellijk diende gestemd te worden zonder enige mogelijkheid tot overleg met de achterban. Het BVAS besluit dat de plannen van de minister alleen dienen om haar electorale achterban te plezieren en dat zij in geen geval een oplossing bieden voor het tekort aan specialisten in huisartsgeneeskunde of in een ander knelpuntspecialisme. Het dringt dan ook aan op nieuw overleg.
Senator Dr. Louis Ide commentarieert als volgt: “Op onnavolgbare wijze krijgt PS-minister Laurette Onkelinx altijd weer haar zin. Zij heeft de hele ministerraad bij de neus genomen met dit besluit. De enige bedoeling is de duizenden Franstalige studenten, die afstuderen boven de norm, toch de kost te laten verdienen via de Ziekteverzekering. Terwijl Vlaanderen netjes de beperkingen naleeft en de instroom beperkt via een toelatingsproef”.
De Vlaamse studenten (VGSO) reageren ontgoocheld. Hun belangrijkste bezwaar is dat diegenen die een opleiding in de “niet beperkte” richtingen zullen volgen, zullen aanzien worden als afdankertjes, als diegenen die niet zijn aangenomen voor de “betere” specialisaties. Zij zijn verder ook van mening dat het afschaffen van het contingent voor de knelpuntgroepen geen oplossing zal bieden voor het artsentekort maar dat alleen een opwaardering van de werkomstandigheden en een verhogen van hun aantrekkelijkheid zal helpen om meer kandidaten aan te trekken. Tenslotte eist het VGSO het oprichten van een correct medisch kadaster dat het artsenaantal, hun activiteit en de verspreiding in de verschillende regio's (steden, periferie) op een wetenschappelijke manier kan kwantificeren, in tegenstelling tot het natte vingerwerk, dat tot nu toe werd toegepast.
Op het politiek vlak verwerpt de N-VA de regeringsbeslissing terwijl de Vlaamse ministers van Onderwijs en Volksgezondheid Pascal Smet en Jo Vandeurzen vroegen en verkregen dat de federale regering nog overleg pleegt met hen alvorens de beperking van het aantal artsen af te schaffen. De vraag is volgens hen hoe het federale voornemen om na de zesjarige artsenstudie onbeperkt kandidaten toe te laten tot specialisaties, waarin tekorten bestaan, te rijmen is met een toelatingsproef die het aantal studenten beperkt voor het eerste jaar.
Wat de zogenaamde tekorten betreft blijkt overigens uit recente cijfers dat in Vlaanderen tussen 2008 en 2012 het aantal huisartsen in opleiding gestegen is met 70% en dat ook in andere knelpuntspecialismen beterschap merkbaar is. Zo is het aantal kind- en jeugdpsychiaters in België van 56 in 2006 opgeklommen naar 107 in 2012. In 2005 was er maar 1 geriater in opleiding, in 2013 54. In 2005 waren er 6 urgentieartsen in opleiding, maar in 2012 reeds 170 (DS 2/8/2013). Het is evident dat de opstelling door de bevoegde overheidsinstanties van een artsenkadaster, waarop reeds zolang wordt aangedrongen als enige correcte methode om toekomstige artsenbehoeften op een objectieve wijze te berekenen, nu wel hoogdringend wordt.
Ik stel met bitterheid vast dat het gebrek aan federale loyaliteit langs Franstalige zijde, door de contingentering niet uit te voeren zoals overeengekomen en de instroom en uitstroom niet op mekaar af te stemmen, weer eens zijn vruchten afwerpt: honderden Vlaamse jongeren, die een artsenloopbaan voor ogen hadden werden gediscrimineerd en de onbetwistbare voordelen van de contingentering en instroombeperking (betere kwaliteit van het medisch onderwijs en opleiding, bewaking van de kwaliteit van de gezondheidszorg en beheersing van de kosten van de ziekteverzekering) gaan verloren.
Het tekortschieten van de Vlaamse federale ministers in deze belangrijke aangelegenheid – het weze onwetendheid, onverschilligheid of nederig buigen voor het dictaat een PS minister - is ontstellend.
Er rest ons nog de kleine hoop dat de geplande laatste minuut tussenkomst van de hoger vermelde ministers van de Vlaamse regering vooralsnog in staat zal zijn om het tij te doen keren en de ministeriële beslissing te doen herzien.
Al maak ik mij weinig illusies over de kracht van het zo geroemde samenwerkingsfederalisme na de uitkomst van het recente overleg van de Vlaamse met de federale regering over de loonkostenhandicap, waarbij de Vlaamse regering eens te meer met een kluitje in het riet werd gestuurd.
Albert Baert, lid redactieraad Periodiek, VGV
11 december 2013