Ongeacht de opleiding kan elke arts door de rechtbank aangesteld worden als gerechtsdeskundige met dezelfde verloning als een wetarts. Sedert 2002 is gerechtelijke geneeskunde een erkend specialisme terwijl dat in de omliggende landen reeds het geval is sinds begin van de vorige eeuw. Op dit ogenblik zijn er een twintigtal artsen voltijds werkzaam in de forensische geneeskunde. Omwille van de slechte beroepsomstandigheden en gebrek aan toekomstperspectieven zal dit aantal tegen 2015 gehalveerd zijn. Daarboven komt nog de slechte verloning die nog dateert van het tijdperk dat gerechtelijke geneeskunde meer als een hobby werd bedreven naast een hoofdactiviteit. Nu is forensisch onderzoek ingewikkeld en professioneel geworden. De wetgeving moet echter aangepast worden om bepaalde groepen van overlijden (wiegendood, zelfdoding enz.) systematisch te laten onderzoeken door een wetarts. Het wetsvoorstel hiervoor dateert van 2005 en zou recent terug ingediend worden. Onderzoek in Duitsland heeft aangetoond na extrapolatie dat er ongeveer 500 moorden geregistreerd worden als een natuurlijk overlijden. Tot zover de forensische geneeskunde.
Veel droeviger is het gesteld met de forensische psychiatrie. De zaak De Gelder was een echte testcase voor de psychiatrie en bracht op pijnlijke wijze de crisis van de geestelijke gezondheidszorg in het algemeen en de psychiatrie in het bijzonder op het voorplan. De inzet voor beide partijen was de toerekeningsvatbaarheid.
Hoe betrouwbaar is dan een wetenschap wanneer experts elkaar zo tegenspreken. Welke lamentabele indruk laat dit na op de volksjury die daarna nog objectief moet oordelen. In heel België bestaat geen officiële opleiding in forensische psychiatrie tenzij op vrijwillige basis. Er zijn geen stages, er wordt geen onderzoek gedaan en als dusdanig is ze niet erkend als een subdiscipline van de psychiatrie. Er is dan ook geen lijst met erkende gerechtspsychiaters: zelfs de huisarts mag op vraag van de rechtbank een dergelijke expertise uitvoeren. Bovendien worden ze nauwelijks betaald (omgerekend soms twee euro per uur) en is de standaardverloning 371 euro per expertise ongeacht de complexiteit van de zaak. Een oordeel over de toerekeningsvatbaarheid moet verlopen met gradaties, waarbij een observatiecentrum noodzakelijk is waar alle partijen zich kunnen vinden in het oordeel van een multidisciplinaire benadering van de geestestoestand van de delinquent. Forensische psychiatrie is geen exacte wetenschap maar de benadering van daders moet zo objectief mogelijk en gelijk zijn. De wet van 1964 bepaalt dat er een observatiecentrum moet komen maar blijft tot op vandaag een dode letter. Elk jaar wordt hiervoor een budget ingeschreven dat telkenmale opgebruikt wordt voor andere doeleinden. Het is duidelijk dat er politieke onwil bestaat omdat er met een humane behandeling van geesteszieke daders maar weinig stemmen te winnen zijn. Voor de wetgever is de toerekeningsvatbaarheid een zwart-wit verhaal terwijl in Nederland een meer genuanceerd oordeel mogelijk is met een glijdende schaal van vijf categorieën.
Door dit gebrek aan expertise komt de objectiviteit van de rechtspraak in het gedrang zowel bij de verdediging als bij de onderzoeksrechters. In Antwerpen was er een tijd waarbij bijna geen assisenprocessen werden gevoerd omdat iedereen al op voorhand werd geïnterneerd. In West-Vlaanderen is het opmerkelijk dat meer daders toerekeningsvatbaar worden verklaard. Dan mag men terecht twijfelen of een volksjury nog een gefundeerd oordeel kan vellen. Door de vergrijzing en de leegloop is het aantal gerechtspsychiaters gedaald tot vijf per provincie en veroorzaakt de overbevraging een aanzienlijke toename van de wachttijden.
Tenslotte kampt de helft van de gevangenispopulatie met psychische problemen die ondermaats behandeld worden om dan nog niet te spreken over de schande van ons interneringsbeleid. Maar dit is een ander verhaal.
Ik stem alvast op die minister die de politieke moed toont om de wetten van 1930, 1964 en 2005 in de praktijk om te zetten.
Noteer alvast de datum van 27 september 2014 voor een symposium over dit brandend actueel onderwerp en dit in samenwerking met de Koninklijke Academie voor Geneeskunde.
Jan Dockx VGV-voorzitter